Naar inhoud springen

voorspreek

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 28 jun 2017 om 09:08 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *voor·spreek {{-verb-|0}} {{1ps-bijz|voors...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • voor·spreek
vervoeging van
voorspreken

voorspreek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken
    • ... dat ik voorspreek.