voorsorteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·sor·teert

Werkwoord

vervoeging van
voorsorteren

voorsorteert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsorteren
    • ... dat jij voorsorteert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsorteren
    • ... dat hij voorsorteert. 

Gangbaarheid