voorsorteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·sor·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
voorsorteren

voorsorteerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorsorteren
    • ... dat ik voorsorteerde. 
    • ... dat jij voorsorteerde. 
    • ... dat hij, zij, het voorsorteerde. 

Gangbaarheid