voorliegt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·liegt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorliegen |
voorliegt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorliegen
- ... dat jij voorliegt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorliegen
- ... dat hij voorliegt.