voorbijvlogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·bij·vlo·gen

Werkwoord

vervoeging van
voorbijvliegen

voorbijvlogen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voorbijvliegen
    • ...dat wij voorbijvlogen. 
    • ...dat jullie voorbijvlogen. 
    • ...dat zij voorbijvlogen.