voorbeschouwde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·be·schouw·de

Werkwoord

vervoeging van
voorbeschouwen

voorbeschouwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorbeschouwen
    • ... dat ik voorbeschouwde. 
    • ... dat jij voorbeschouwde. 
    • ... dat hij, zij, het voorbeschouwde. 
  2. verbogen vorm van voorbeschouwd, voltooid deelwoord van voorbeschouwen

Gangbaarheid