voorbeschikte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·be·schik·te

Werkwoord

vervoeging van
voorbeschikken

voorbeschikte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorbeschikken
    • ... dat ik voorbeschikte. 
    • ... dat jij voorbeschikte. 
    • ... dat hij, zij, het voorbeschikte. 
  2. verbogen vorm van voorbeschikt, voltooid deelwoord van voorbeschikken

Gangbaarheid