volstond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vol·stond
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volstaan |
volstond
- enkelvoud verleden tijd van volstaan
- Ik volstond.
- Jij volstond.
- Hij, zij, het volstond.
- Ik volstond.
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volstaan |
volstond
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van volstaan
- ... dat ik volstond.
- ... dat jij volstond.
- ... dat hij, zij, het volstond.
- ... dat ik volstond.