volschoot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·schoot

Werkwoord

vervoeging van
volschieten

volschoot

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van volschieten
    • ... dat ik volschoot. 
    • ... dat jij volschoot. 
    • ... dat hij, zij, het volschoot.