volbrengt
Uiterlijk
- vol·brengt
vervoeging van |
---|
volbrengen |
volbrengt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volbrengen
- Jij volbrengt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volbrengen
- Hij volbrengt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van volbrengen
- Volbrengt!