vitaliseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vitaliseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vi·ta·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vitaliseren |
vitaliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vitaliseren
- Ik vitaliseer.
- gebiedende wijs van vitaliseren
- Vitaliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vitaliseren
- Vitaliseer je?
Gangbaarheid
- Het woord vitaliseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.