verzopen
Uiterlijk
- ver·zo·pen
- vervoeging van verzuipen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ui-oo (IPAː /ʌʏ/ - /oː/)
vervoeging van |
---|
verzuipen |
verzopen
- meervoud verleden tijd van verzuipen
- Wij verzopen.
- Jullie verzopen.
- Zij verzopen.
- Wij verzopen.
- voltooid deelwoord van verzuipen
- verzopen katje
iemand die helemaal doorweekt is door de regen
- ∗ De man keek me aan; zijn lichte ogen verdwenen bijna tussen zijn rimpels toen hij lachte. 'Ho, juffertje' Hij tikte tegen zijn pet. 'Je lijkt wel een verzopen katje. Waar kom jij ineens vandaan?'[1]
- Het woord verzopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzopen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be