verzinnelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·zin·ne·lijk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verzinnelijken |
verzinnelijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzinnelijken
- Ik verzinnelijk.
- gebiedende wijs van verzinnelijken
- Verzinnelijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzinnelijken
- Verzinnelijk je?