verzied

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zied

Werkwoord

vervoeging van
verzieden

verzied

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzieden
    • Ik verzied. 
  2. gebiedende wijs van verzieden
    • Verzied! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzieden
    • Verzied je?