verwees
Uiterlijk
- ver·wees
vervoeging van |
---|
verwijzen |
verwees
- enkelvoud verleden tijd van verwijzen
- Ik verwees.
- Jij verwees.
- Hij, zij, het verwees.
- Ik verwees.
- ▸ Een goede vriendin verwees me naar Maurits de Planque, een ervaren survival-instructeur van wie ik het een en ander hoopte te leren, zoals vuur maken, een schuilplaats bouwen en wat ik zou kunnen eten uit de natuur mocht ik verdwalen.[1]
vervoeging van |
---|
verwezen |
verwees
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwezen
- Ik verwees.
- gebiedende wijs van verwezen
- Verwees!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwezen
- Verwees je?
- Het woord verwees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers