verwarm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·warm

Werkwoord

vervoeging van
verwarmen

verwarm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwarmen
    • Ik verwarm. 
  2. gebiedende wijs van verwarmen
    • Verwarm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwarmen
    • Verwarm je?