vertimmer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·tim·mer

Werkwoord

vervoeging van
vertimmeren

vertimmer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertimmeren
    • Ik vertimmer. 
  2. gebiedende wijs van vertimmeren
    • Vertimmer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertimmeren
    • Vertimmer je? 

Gangbaarheid