verstom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stom

Werkwoord

vervoeging van
verstommen

verstom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstommen
    • Ik verstom. 
  2. gebiedende wijs van verstommen
    • Verstom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstommen
    • Verstom je?