verstedelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ste·de·lijk

Werkwoord

vervoeging van
verstedelijken

verstedelijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstedelijken
    • Ik verstedelijk. 
  2. gebiedende wijs van verstedelijken
    • Verstedelijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstedelijken
    • Verstedelijk je?