versober

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·so·ber

Werkwoord

vervoeging van
versoberen

versober

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versoberen
    • Ik versober. 
  2. gebiedende wijs van versoberen
    • Versober! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versoberen
    • Versober je? 

Gangbaarheid