verrij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·rij

Werkwoord

vervoeging van
verrijden

verrij

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrijden
    • Ik verrij. 
  2. gebiedende wijs van verrijden
    • Verrij! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrijden
    • Verrij je?