verreis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·reis

Werkwoord

vervoeging van
verreizen

verreis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verreizen
    • Ik verreis. 
  2. gebiedende wijs van verreizen
    • Verreis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verreizen
    • Verreis je?