verontschuldig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ont·schul·dig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verontschuldigen |
verontschuldig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verontschuldigen
- Ik verontschuldig.
- gebiedende wijs van verontschuldigen
- Verontschuldig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verontschuldigen
- Verontschuldig je?