verongelijkten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·on·ge·lijk·ten

Werkwoord

vervoeging van
verongelijken

verongelijkten

  1. meervoud verleden tijd van verongelijken
    • Wij verongelijkten. 
    • Jullie verongelijkten. 
    • Zij verongelijkten. 

Gangbaarheid