verkleum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kleum

Werkwoord

vervoeging van
verkleumen

verkleum

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleumen
    • Ik verkleum. 
  2. gebiedende wijs van verkleumen
    • Verkleum! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleumen
    • Verkleum je?