verhelder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·hel·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verhelderen |
verhelder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhelderen
- Ik verhelder.
- gebiedende wijs van verhelderen
- Verhelder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhelderen
- Verhelder je?