verduidelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·dui·de·lijk

Werkwoord

vervoeging van
verduidelijken

verduidelijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verduidelijken
    • Ik verduidelijk. 
  2. gebiedende wijs van verduidelijken
    • Verduidelijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verduidelijken
    • Verduidelijk je?