verderzet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·der·zet
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verderzetten |
verderzet
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verderzetten
- ... dat ik verderzet.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verderzetten
- ... dat jij verderzet.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verderzetten
- ... dat hij verderzet.