verburgerlijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·bur·ger·lijk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verburgerlijken |
verburgerlijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verburgerlijken
- Ik verburgerlijk.
- gebiedende wijs van verburgerlijken
- Verburgerlijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verburgerlijken
- Verburgerlijk je?