verbrijzelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·brij·zel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verbrijzelen |
verbrijzelden
- meervoud verleden tijd van verbrijzelen
- Wij verbrijzelden.
- Jullie verbrijzelden.
- Zij verbrijzelden.
- Wij verbrijzelden.
vervoeging van |
---|
verbrijzelen |
verbrijzelden