verbrijzel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verbrijzel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ver·brij·zel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verbrijzelen |
verbrijzel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbrijzelen
- Ik verbrijzel.
- gebiedende wijs van verbrijzelen
- Verbrijzel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbrijzelen
- Verbrijzel je?