verbloem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·bloem
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verbloemen |
verbloem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbloemen
- Ik verbloem.
- gebiedende wijs van verbloemen
- Verbloem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbloemen
- Verbloem je?