verbaliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ba·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
verbaliseren

verbaliseerden

  1. meervoud verleden tijd van verbaliseren
    • Wij verbaliseerden. 
    • Jullie verbaliseerden. 
    • Zij verbaliseerden.