urbaniseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ur·ba·ni·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
urbaniseren

urbaniseerden

  1. meervoud verleden tijd van urbaniseren
    • Wij urbaniseerden. 
    • Jullie urbaniseerden. 
    • Zij urbaniseerden.