Naar inhoud springen

uitweidden

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 6 mrt 2016 om 01:12 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·weid·den
vervoeging van
uitweiden

uitweidden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitweiden
    • ...dat wij uitweidden. 
    • ...dat jullie uitweidden. 
    • ...dat zij uitweidden.