uitweiden

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: uitwijden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·wei·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitweiden
weidde uit
uitgeweid
zwak -d volledig

Werkwoord

uitweiden

  1. inergatief ~ over uitgebreid, breedvoerig iets bespreken
    • Er werd eindeloos uitgeweid over de klimaatsproblemen, maar tot weinig actie besloten. 
  2. overgankelijk (landbouw) de ingewanden van dieren verwijderen en over het land verspreiden
    • Ingewanden, kunnen die nog zo maar uitgeweid worden? 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen