uitsliept
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·sliept
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitsliepen |
uitsliept
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsliepen
- ... dat jij uitsliept.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsliepen
- ... dat hij uitsliept.