uitschreeuwden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·schreeuw·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitschreeuwen |
uitschreeuwden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitschreeuwen
- ...dat wij uitschreeuwden.
- ...dat jullie uitschreeuwden.
- ...dat zij uitschreeuwden.
- ...dat wij uitschreeuwden.
Gangbaarheid
- Het woord uitschreeuwden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.