Naar inhoud springen

uitscheidde

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 2 mei 2017 om 15:15 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·scheid·de
vervoeging van
uitscheiden

uitscheidde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitscheiden
    • ... dat ik uitscheidde. 
    • ... dat jij uitscheidde. 
    • ... dat hij, zij, het uitscheidde.