Naar inhoud springen

uitrook

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 21 jan 2018 om 01:09 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *uit·rook {{-verb-|0}} {{1ps-bijz|uitroken...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·rook
vervoeging van
uitroken

uitrook

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroken
    • ... dat ik uitrook.