Naar inhoud springen

uitkiende

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 5 mrt 2016 om 23:21 (audio nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·kien·de
vervoeging van
uitkienen

uitkiende

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitkienen
    • ... dat ik uitkiende. 
    • ... dat jij uitkiende. 
    • ... dat hij, zij, het uitkiende.