Naar inhoud springen

uitgroeide

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 2 mei 2017 om 15:08 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·groei·de
vervoeging van
uitgroeien

uitgroeide

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitgroeien
    • ... dat ik uitgroeide. 
    • ... dat jij uitgroeide. 
    • ... dat hij, zij, het uitgroeide.