Naar inhoud springen

uitfluit

Uit WikiWoordenboek
Versie door DifoolBot (overleg | bijdragen) op 5 mrt 2016 om 22:27 (audio nld, IPA nld)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·fluit
vervoeging van
uitfluiten

uitfluit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitfluiten
    • ... dat ik uitfluit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitfluiten
    • ... dat jij uitfluit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitfluiten
    • ... dat hij uitfluit.