uitdunde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·dun·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitdunnen |
uitdunde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitdunnen
- ... dat ik uitdunde.
- ... dat jij uitdunde.
- ... dat hij, zij, het uitdunde.
- ... dat ik uitdunde.