tritureerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tritureerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tri·tu·reer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tritureren |
tritureerde
- enkelvoud verleden tijd van tritureren
- Ik tritureerde.
- Jij tritureerde.
- Hij, zij, het tritureerde.
- Ik tritureerde.