traumatiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trau·ma·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
traumatiseren

traumatiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van traumatiseren
    • Ik traumatiseer. 
  2. gebiedende wijs van traumatiseren
    • Traumatiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van traumatiseren
    • Traumatiseer je?