traumatiseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trau·ma·ti·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
traumatiseren |
traumatiseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van traumatiseren
- Ik traumatiseer.
- gebiedende wijs van traumatiseren
- Traumatiseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van traumatiseren
- Traumatiseer je?