transfereer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·fe·reer

Werkwoord

vervoeging van
transfereren

transfereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transfereren
    • Ik transfereer. 
  2. gebiedende wijs van transfereren
    • Transfereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transfereren
    • Transfereer je? 

Gangbaarheid