traineerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: traineerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trai·neer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
traineren |
traineerden
- meervoud verleden tijd van traineren
- Wij traineerden.
- Jullie traineerden.
- Zij traineerden.
- Wij traineerden.