tonsureerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ton·su·reer·de

Werkwoord

vervoeging van
tonsureren

tonsureerde

  1. enkelvoud verleden tijd van tonsureren
    • Ik tonsureerde. 
    • Jij tonsureerde. 
    • Hij, zij, het tonsureerde.