toesloeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·sloeg

Werkwoord

vervoeging van
toeslaan

toesloeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toeslaan
    • ... dat ik toesloeg. 
    • ... dat jij toesloeg. 
    • ... dat hij, zij, het toesloeg.